Van de Trein des Levens bij Schemering

Van de Trein des Levens bij Schemering

Ik beweeg mijn lichaam, maar
het wil niet bewegen
‘k Vrees dat het weer terug moet naar
van wie ‘k ’t heb gekregen

Ik open mijn ogen
maar zij doen ze weer dicht
Verenigd met het licht
laat ik de wereld lopen

In een flits zie ik geschiedenis;
wat er van de vloek geworden is
Hoelang heeft men gewacht, gespeculeerd?
De reis naar licht of duisternis

Ik ben het wachten niet verleerd
Ik word door engelen geëerd,
terwijl de donkere duisternis
het licht der dwazen dooft

En de reis gaat door
en de trein raast door

Naar de ochtend van de oorsprong
Naar de schepping, of daarvoor